Hoe verklein je de kloof tussen boer en consument? Met de Philips Fruittuin én platform Rijp maakt Carlos Faes zich al jaren sterk voor een korte voedselketen.
Carlos weet waarover hij praat. Hij is al jaren bij verschillende korte keteninitiatieven betrokken en zag menig mooi project sneuvelen. Te kleinschalig, niet rendabel. Maar hij is een doorzetter, en enorm gedreven. Dat zag dertig jaar geleden ook ‘meneer Frits’ Philips, toen Carlos - als economiestudent met een diploma Fruitteelt op zak - solliciteerde op de vacature voor bedrijfsleider bij een Eindhovens fruitbedrijf. “Ik had geen idee dat het om een bedrijf van de familie Philips ging”, vertelt hij. De toen 86-jarige Philips belde hem persoonlijk en nodigde hem uit voor een sollicitatiegesprek dat meer dan zes uur zou gaan duren. Het werd een bijzondere ontmoeting, waarbij het tweetal een aantal wandelingen door de boomgaard en over het landgoed van de familie maakte. Frits Philips vertelde hoe zijn vader Anton de fruittuin in 1929 had opgezet, als werkverschaffingsproject en om de Philips-medewerkers van vers fruit te voorzien. Het fruit ging ook naar de Philips-kantines, waar er onder andere hete bliksem (Philiprak) van werd gemaakt.
Carlos: “Een week later kon ik beginnen. Mijn opdracht: maak dit bedrijf op een mooie manier weer winstgevend. De Fruittuin leed namelijk al jaren verlies. De Philips NV was geen klant meer; die werkte met een grote cateraar die het fruit centraal inkocht. En de Eindhovenaren bleven ook weg. Nu mensen het beter hadden en op elke straathoek allerlei exotisch fruit konden kopen, waren ze steeds minder bereid om voor appels en peren over een zandpad naar dit deel van Strijp te komen.” Carlos maakt serieus werk van zijn opdracht, samen met zijn dan nog vriendin, nu vrouw Anneke. Zij ontdekt – tijdens haar afstudeeronderzoek Vrijetijdswetenschappen - dat de Fruittuin vroeger een belangrijke sociale functie had. “Wij wilden de Fruittuin teruggeven aan de Eindhovenaren. Maar als je wilt dat de mensen hier hun boodschappen komen doen en weer Eindhovens fruit eten, dan moet je een onderscheidend product hebben, en méér bieden dan appels, peren en pruimen alleen.”
De titel van hun eerste businesscase luidt: De kloof tussen consument en producent moet kleiner. Tot op de dag van vandaag is dat Carlos’ missie. En er zijn al heel wat stappen gezet. De eerste is die naar de biologische fruitteelt, dan nog voor veel mensen een ver-van-mijn-bedshow. De tweede stap is een breder assortiment in de winkel. Daarvoor gaat Carlos de samenwerking aan met boeren in de omgeving. In 1994 nemen hij en Anneke de Fruittuin over van de familie Philips. Die gelooft heilig in hun plannen, maar laat de uitvoering ervan liever over aan het bevlogen jonge stel. Wel gaat Frits Philips nog mee naar de bank, als die een financieringsaanvraag afwijst. Hij is bereid een jaar lang garant te staan en weet de bank ervan te overtuigen Carlos en Anneke tóch het benodigde bedrag te lenen.
Waar rond 1994 jaarlijks zo’n 10.000 mensen naar het winkeltje komen, zijn dat er tegenwoordig ruim 125.000. Ze komen voor een rondleiding of workshop naar de in oude glorie herstelde boomgaard, met het hele gezin eten in het Pannenkoekenhuis of voor een overleg naar het moderne vergadercentrum, het laatst gerealiseerde bedrijfsonderdeel. Na afloop nemen ze dan graag een tas vol ecologisch verantwoorde producten mee naar huis. Of ze komen zelf appels en peren plukken, tijdens de populaire plukdagen. “Alles wat hier nu staat, hebben we begin jaren negentig al bedacht”, vertelt Carlos. “En stap voor stap opgebouwd, met elke tien jaar een grote investering.” Zelfs Philips is weer klant. Wat helpt om bezoekers te trekken, is dat er tegenwoordig een mooi fietspad vanuit de stad naar de Fruittuin leidt. Maar de belangrijkste reden voor het groeiend aantal klanten is toch de toenemende vraag naar duurzame (streek)producten.
Het is niet alleen het koopgedrag van de consument dat de afgelopen jaren is veranderd. Ook steeds meer boeren maken een omslag. Vaak uit bittere noodzaak. Omdat ze het helemaal hebben gehad met het alsmaar meer produceren voor een te lage prijs en een markt die ze niet kennen. Zo’n vijftien jaar geleden is het nog maar een kleine club die zich bezighoudt met de ‘korte keten’. Carlos: “We kwamen mekaar steeds tegen, bij studieclubs of vergaderingen en deden dan aan kofferbakhandel. Ik nam fruit mee, een ander kaas, een derde vlees, zodat we allemaal meer producten konden aanbieden in onze winkels. Op een gegeven moment waren we bij elke vergadering een half uur aan het uit- en overladen. Dat moeten we professionaliseren vonden we en daar is in 2006 de coöperatie Landwinkel uit ontstaan.” Elders in het land zijn er namelijk soortgelijke regionale samenwerkingsverbanden. In de coöperatie Landwinkel – een organisatie van en voor boeren – verenigen ze zich. Landwinkel telt bij de oprichting in 2006 39 leden. Anno 2020 zijn het er 93 en heeft de coöperatie een eigen distributiecentrum in Veenendaal, van waaruit de verzamelde producten naar de verschillende boerderijwinkels gaan.
Een grotere uitdaging is de distributie van dagverse boerderijproducten. De producten die je vandaag oogst en die morgen in de winkel moeten liggen. “Landwinkel is een mooi concept voor verwerkte, wat langer houdbare producten”, licht hij toe. “Maar het in een kort tijdsbestek ophalen, verzamelen en weer afleveren van kwetsbare verse producten, dá’s een ander verhaal. Van allerlei kleinschalige initiatieven die de afgelopen jaren zijn gestart, maar het niet hebben gered, leerden we dat je dit groots moet aanpakken, wil je er echt iets mee kunnen verdienen. Dat maakt het meteen ook ingewikkeld. Hoe krijg je de juiste producten snel en efficiënt van al die verschillende boeren bij al die verschillende winkels?” Als het zoveelste project waarbij hij betrokken is een vroege dood sterft, trekt Carlos zich terug. “Ik stak er elke keer veel energie in, en elke keer lukte ’t weer niet.”
Gelukkig vinden ook andere partijen dat er iets moet gebeuren aan de manier waarop ons voedselsysteem is ingericht. Onder de noemer Online Food Brabant nemen onder andere de HAS Hogeschool, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), de provincie Noord-Brabant en IT-bedrijf Geodan het initiatief tot een Korte Keten 2.0. Hun oplossing: bouw een online platform waarop boeren, consumenten en andere partijen uit de keten direct met elkaar in contact komen. “Daar geloof ik in”, zegt Carlos, die al snel wordt gevraagd om deel te nemen. “Want hiermee zetten we iets neer dat van en voor de boer is; daar zit niemand tussen. De boer maakt het product, maakt het klaar voor de markt en verkoopt het: hij zet het op het platform en bepaalt zelf zijn prijs en de hoeveelheid. De koper aan de andere kant kan direct bij verschillende boeren kopen en krijgt al zijn aankopen in één keer binnen, omdat ze via het platform worden verzameld. Zo creëer je niet alleen een korte keten, maar zorg je ook voor efficiency en kostenbesparing. En daarmee een eerlijkere prijs voor de boeren.” Boeren die mee willen doen moeten wel eerst een training doorlopen, waarin ze leren om hun producten klaar te maken voor de online verkoop - met de juiste codes en labels, een hygiënische verpakking en een aantrekkelijke uitstraling.
Eind 2019 gaat het initiatief dat inmiddels Rijp is gaan heten, met een groep van dertig korte ketenboeren van start. Taken worden verdeeld, zaken uitgewerkt en dan gooit corona roet in het eten en besluit een aantal investeerders zich terug te trekken. Carlos en het overgrote deel van de deelnemende boeren laten zich er niet door uit het veld slaan. “We zijn ervan overtuigd dat we met dit platform het verschil gaan maken en zijn nu in gesprek met nieuwe investeerders.” De tijd is rijp voor Rijp; dat bewijst ook corona. “Alleen al in Brabant zijn er zo’n 400 boerderijwinkels, die het op dit moment allemaal heel goed doen. Met Rijp kunnen we hen perspectief bieden, want: nieuwe afzetmogelijkheden. Als dit straks gaat vliegen, gaan daar heel veel mensen van profiteren.”
Met één druk op de knop kopieer je gratis de volledige tekst van dit verhaal